Archief voor september 2015
Amateur of ambtenaar
Ongemerkt was het een doelstelling geworden: hier iedere maand tenminste elf Polaroids van de dag te plaatsen. Een dwangneurose light. Ik wil er graag vanaf, van dat dwingende getal in ieder geval. Al was het maar omdat ik me op het schrijven van een nieuw boek wil concentreren.
Tellen; uren, pagina’s of woorden tellen is een merkwaardige gewoonte van veel schrijvers. De woorden tellen die je aan je boek geschreven hebt; de woorden die je dagelijks schrijft. Wat zeggen die getallen nu helemaal? Wat zou de belastingdienst destijds over de professionaliteit van mijn schrijverschap hebben geconcludeerd als ik inderdaad, zoals gewenst, een urenadministratie had bijgehouden in mijn agenda?
Ik herinner me nog goed dat ik een tijd lang van mijzelf niet van mijn bureau mocht wijken voordat ik 1000 woorden had toegevoegd aan een roman. Die opdracht riep bijzondere ontdekkingen op over de eigenschappen van een tekst maar toch vooral de ontdekking dat het schrijven op die manier huiswerk, corvee, een hele vervelende verplichting werd. Het boek kwam niet af en dat zal mede daaraan te wijten zijn geweest. Ik heb het daarna, met succes, weer anders aangepakt.
En toch; op dit moment hanteer ik weer een vergelijkbare maatstaf voor een goede werkdag, zij het dat ik die niet gesteld maar ontdekt heb. Ik schrijf nu iedere dag dat ik schrijven kan in ieder geval zo’n 500 woorden aan mijn volgende roman. Het Nooteboom-quotum, zeg maar. Ik doe het ermee, en belangrijker misschien: ik ben er blij mee. Hoeveel uren ik voor die woorden nodig heb, kan verschillen en ik schrap er soms evenveel. Maar aan het einde van de dag staan die 500 woorden er – en soms veel meer.
Het is idioot en amateuristisch maar ik ben wel gevoelig voor deze ambivalente vorm van zelfreflectie. In die zin ben in die zin toch liever een ‘amateur’ dan een ‘professional’, die zijn kantooruren volmaakt als ambtenaar in de literatuur. Daarvan zijn er al meer dan genoeg.
Uitgelezen 68
‘Wees ontvankelijk: raak bezwangerd door het woord.
Stel jezelf open voor het binnendringen van de wind.
Word geblazen, word geblazen, als een handvol verdord zaad,
Of een handvol herfstbladeren. Blaas, blaas,
Ongeacht vanwaar je blaast, of om welke reden,
Dood of levend. Ga met de wind,
Wervel en keer terug, huis in een boom, onthecht,
Vaar op een scharlaken stroom, waaraan de forel zich kan vergapen,
Troosteloos, doelloos, schitterend. Er is niets
Dat de ziel meer past dan verandering.
Naamloos ben jij:
En hoe jij jezelf noemt is slechts een fluistering
Van dat goddelijke en onsterfelijke en holle woord
Dat alle dingen leven inblaast. Jij bent jij.
Wat dat ook betekenen mag? Wat is het wezen van wat jij geacht
Wordt te zijn? Een zaadje, een blad? Een zingend broederschap
Van moleculen? Een atoom, gesplitst in tweeën?
Elektronen die in een magische cirkel dansen?
Een wereld waarvan het centrum zelfkennis veronderstelt?
Lach en vergeet jezelf, veracht, en verander.
Haat of bega een moord, heb lief, verwek, wanhoop.
Daal af en herrijs, ga in en uit,
Drink van het zwarte en lumineuze, baad in bitterheid,
Brand in het onstuimige en wees licht als as.’
[Conrad Aiken, Preludes voor Memnon, p. 17.]
Wannsee
Al een half jaar is mijn laatste roman af en herinner ik met enige regelmaat mijn mogelijk nieuwe uitgeverijen eraan dat ze nog moeten reageren op het ingezonden manuscript. Ondertussen ben ik begonnen aan een nieuw boek. Opnieuw een roman – omdat ik het schijnbaar niet laten kan, al was ik wat anders van plan. In de zomer lag het schrijfwerk even stil maar heb ik een researchtrip gemaakt en die daarna laten bezinken. Tijdens onze tien dagen in Berlijn, vooral op de momenten dat we de stadse hitte waren ontvlucht en langs een van de vele meren lagen, theoretiseerde ik over het gebruik van de werkwoordstijden in het boek. Ik maakte er aantekeningen over, aantekeningen die elkaar begonnen tegen te spreken en mijn twijfel weerspiegelden. Mijn overpeinzingen zwollen aan, traden buiten hun oevers. Iedere Berlijnse See werd een Wannsee. Want wat wanneer en op welke manier vertellen? Wat in de tegenwoordige tijd, wat in de onvoltooid verleden tijd? Wanneer van de derde persoon enkelvoud een ik-figuur maken, of andersom? Ik heb de kwestie zelfs als casus voorgelegd aan S. junior en dat werkte wonderwel. Zij bevestigde me in mijn voornemen om maar liever gewoon te beginnen en het antwoord niet af te wachten…
Jetzt! Now!