Je kunt je nieuwverworven positie als hoogleraar natuurlijk luchtig, voorzichtig en rationeel accepteren. Of zelfgenoegzaam toetreden tot het academische establishment en aanschurken tegen de bourgeoisie. Je kunt je oratie echter ook aangrijpen om met de vuist op de kansel te slaan. De nieuwe advocaat van het Fries deed het laatste, en stond als een incarnatie van Pieter Jelles Troelstra op de spreekwoordelijke barricaden, te midden van vele heren en een enkele dame in zwart gewaad en ten overstaan van een zaal vol goedgezinde toehoorders.
Hij vertelde ons over de rijkdom van het Fries, dat fonetisch gezien 44 klinkers kent tegenover de zestien van het Nederlands, en een woordenboek heeft dat uit maar liefst 25 delen bestaat. Een indrukwekkend rijke taal met ook regionaal nog verschillende varianten zoals bijvoorbeeld het Bildts en Stellingwerfs.
De hoogleraar, met wie ik nog niet zo lang geleden in het riolenstelsel van Brussel stond en daarna traditionele stoemp met ballen at in café Het Goudblommeke van Papier, mag zijn wortels dan diep in de Oost Vlaamse zandgronden hebben, hij betoonde zich een ware voorvechter van het in zijn ogen ‘verwaarloosde’ Fries. Hij hamerde er een klein uur lang op dat er dringend werk gemaakt moet worden van de allang bestaande afspraken over het maatschappelijk gebruik van de ‘tweede rijkstaal’. En om de rijkdom van die taal nog beter te begrijpen, bepleitte hij natuurlijk de meerwaarde van grondig, nader onderzoek. En terecht.
In de statige zaal met portretten van hoogleraren uit de geschiedenis van de Universiteit Utrecht, waar na afloop de receptie plaatsvond, hoorden we die tweede rijkstaal in allerlei varianten om ons heen en herkenden in de gezichten van de aanwezigen ook de karakteristieke koppen, blonde haren en hier en daar zelfs een klederdrachtcitaat van de echte Friezen. Ze waren met velen. En hoewel de plaatsvervangende rector magnificus gewag had gemaakt van een oorlog enkele eeuwen geleden, leken ze nu in vrede gekomen. Er werd veel gelachen.
Dat het Fries ook als zelfstandige taal in Google Translate was opgenomen, was eerder al nieuws geweest. Voorafgaande aan de oratie zochten we er dan ook naar de vertaling van de Friestalige titel op de projectieschermen, It fertutearzjen fan it Frysk. Google maakte van dat f-woord ‘vernedering’. Onze vriend vertaalde het tijdens zijn verhaal echter als ‘verwaarlozing’. Nu is verwaarlozing in zekere zin wel een vernedering, maar vernedering geen verwaarlozing, ik zou haast zeggen: het tegenovergestelde. Wat gebeurt er nu werkelijk met het Fries? Precies in dit niemandsland tussen twee betekenissen lag het sentiment van die middag.
Was het vlammende betoog van de hoogleraar een laatste, wanhopige roep uit de provincie? Staan de Friezen aan de rand van de vergetelheid? Of waren wij daar, op de academische Olympus in het geografische midden van Nederland, getuige van het sluipende begin van een revolutie?