Aan het einde van een stevige, indrukwekkende wandeltocht langs Killary Harbour met fabuleus uitzicht op de indrukwekkende uitlopers van de bergen aan de baai, op lange watervallen en steeds verder afbrokkelende, dakloze huizen en uiteindelijk: op de Atlantische oceaan, in alle denkbare weersomstandigheden en met onder onze voeten alle denkbare ondergronden van slecht geasfalteerde weg tot een voetpad van louter rotsen en modder kwamen we aan in een haventje bij de pier van Rosroe. Dat was min of meer het eindpunt van de zogenaamde famine road die we hadden gevolgd – een van die vele wegen die in de negentiende eeuw ten tijde van de grote hongersnood in Ierland werd aangelegd om toch nog wat werkgelegenheid te bieden. De famine roads dienden geen enkel ander doel – en gingen doorgaans dan ook nergens naar toe. Ze hielden zomaar op, middenin het landschap. Ook onze route eindigde in het niets, ergens tussen het gras op de door de wind en regen gladgeslepen rotsen.
We daalden af naar het haventje van Rosroe, dat uit hooguit tien huizen bestaat. Op de intens naar schapen- en paardenpoep stinkende kade stond een roestige vissersboot op klossen te verroesten. Vlak daarnaast zagen we een al jaren gesloten jeugdherberg, Closed for renovation. Op de zijkant van dat gebouwtje hing een plaquette.
Wat deed hij hier? Hier, zo ongeveer aan het einde van Europa? Nog maar een paar jaar voor zijn dood? In deze stilte, in deze stank?
Een korte zoektocht naderhand lijkt iedere romantische fantasie over de betekenis van het verblijf van Wittgenstein – waarvan we ook in Dublin bewijs troffen, tot in de kassen van de botanische tuinen – te ontnuchteren:
‘…and when he resigned his Professorship in 1947 he came to live and work in Ireland for more than two years, partly in lonely occupation of the Quay House on Rosroe Pier at the entrance to Killary Harbour and partly in Ross’s Hotel on Parkgate Street in Dublin.
Apart from providing quiet surroundings and some dramatically beautiful scenery it could not be claimed that Ireland exercised any influence on the philosopher, nor could it be said that he in turn bore any influence on Ireland other than on one important Dublin psychiatrist whose life he changed. He met, casually and socially, as will be seen, a few influential people; they advised him about his money – he had already given away most of his inherited wealth – and looked after his health; but it is to be doubted that he talked tot hem about his philosophy. Whom else might he have impressed? The postman of Rosroe, a receptionist at Ross’s Hotel, an elderly and intelligent mental patient in St Patrick’s Hospital; few others of whom we know.’
[George Hetherington, Wittgenstein in Ireland: An Account of His Various Visits from 1934 to 1949, p. 169.]
Goed dan. Misschien verdient het nog nader onderzoek, bijvoorbeeld naar de psychiater in Dublin, of naar de postbode natuurlijk.
In de tussentijd hangt er toch maar mooi een plaquette bij de stinkende pier van Rosroe – voor die enkele, onwaarschijnlijke pelgrim die daar ooit komt. En misschien wel opdat die famine road dan toch nog ergens heen gaat.