‘Tijdens het rennen, ren ik gewoon. In principe loop ik in een leegte. Of misschien moet ik zeggen dat ik loop om een leegte te creëren. Vanzelfsprekend glippen in die leegte ook af en toe spontaan gedachten binnen. De menselijke geest kan immers niet volledig leeg zijn. De psyche is niet sterk en ook niet coherent genoeg om een leegte te omvatten. Toch blijven de gedachten (ideeën) die tijdens het hardlopen mijn geest binnendringen ondergeschikt aan de leegte. Ze zijn geconstrueerd op basis van leegheid, niet op basis van inhoud.
De gedachten die in me opkomen tijdens het hardlopen zijn te vergelijken met de wolken aan de hemel. De wolken hebben allerlei vormen en afmetingen. Ze komen en gaan. Maar de hemel blijft altijd de hemel. De wolken zijn slechts gasten. Ze kloppen aan en verdwijnen weer. Alleen de hemel blijft waar hij is. De hemel is iets dat bestaat en tegelijk niet bestaat. Hij is substantieel en tegelijk ontastbaar. We kunnen de aanwezigheid van die onmetelijke vergaarbak slechts aanvaarden en in ons opnemen voor wat hij is.’
[Haruki Murakami, Waarover ik praat als ik over hardlopen praat, p. 27]
Polaroid van de dag
Onderstroom
Bewondering
Hij waarschuwde zelf al voor ontluistering: ‘Ik ga alle hoge verwachtingen kapot maken door mijn slechte Engels’. Claudio Magris is writer in residence aan de Universiteit Utrecht en sprak vanmiddag de eerste Romano Guarnieri lezing uit, met als titel ‘Before the law: Intersections between Literature and Law’. Een complex onderwerp, een verhaal vol citaten en dwarsverbanden door de literatuur, filosofie en geschiedenis. Vertaald in schitterend Engels maar uitgesproken in een vreselijk Italiaans accent. Had hij het maar in zijn eigen schitterende taal gedaan. Nu gaf het bijwonen van deze lezing in de ijskoude aula van het Academiegebouw me het idee dat bewondering ook tot onzinnige ondernemingen kan leiden. In de zomer van 2007, in Magris’ spirituele kielzog, bracht ik nog een prachtige week door in Triëst – zijn geboortestad en samenvatting van de Europese geschiedenis en alles waarover hij schrijft. Maar wat deed ik vanmiddag in het hol van de academische leeuw? Met alle macht proberen iets te verstaan; gapen in de kou, ingeklemd tussen muffe professoren, universitaire hotemetoten en devote studenten Italiaans.
Magris is misschien te erudiet voor mij, om in een lezing te kunnen volgen. Hij is eigenlijk een schrijver die je, langzaam, moet lezen. Toch is hij een van de auteurs waarvan ik alles juist koortsachtig snel tot me wil nemen, zelfs als ik niet begrijp wat er staat. Ik dwaal nu eenmaal graag door zijn ondoorgrondelijke kathedralen van taal. Op naar de boekenkast dan maar.
Automatische piloot uitgeschakeld
Doordat een collega een grap over me maakte, realiseerde ik me weer eens dat mijn werk vooral bestaat uit praten – heel veel praten. In die zin ben ik gemaakt voor die baan, want veel praten doe ik al mijn hele leven. Omdat anderen onduidelijk praten, niet weten wat ze moeten zeggen of niet weten met wie ze moeten praten, doe ik het nu voor ze. Ik leef me net zolang uit met de rijkdom van de Nederlandse taal tot begrip ontstaat of de boodschap overgekomen is. De dag begon met een lange, ingewikkelde gedachtewisseling met als doel bij een eenvoudig lijstje uit te komen. Daarna volgde een werkoverleg en vervolgens probeerde ik van andermans aantekeningen interessante teksten te maken. Aan het einde van de dag was er iets te vieren, iets onbeduidends, welbeschouwd. Maar er was champagne, een high tea buffet en er werd toegesproken. De genodigden kregen gelegenheid om te praten met elkaar – over niks eigenlijk, gewoon in elkaars gezelschap te zijn, gezien te zijn. Ik ratelde nog steeds als de radio, maakte de hele dag al grappen zonder zelf te lachen – alles op de automatisch piloot, waar niemand iets van merkte. Ik word ervoor betaald. Smalltalk is my favorite chloroform… Als ik dan thuiskom, wil ik die automatische piloot uitschakelen. Luisteren, en zelf alleen spreken als het van waarde is.
Zwijgzaam aangespoeld
Zondagavond gaf en nam, met de getijdebewegingen van een zee van woorden. Schijnbaar oneindig. Het laatste muzieknummer was dan ook niet De hoogste tijd maar Nothing really ends van dEUS: ‘The plan, it wasn’t much of a plan, I just started walking…’
Vanavond is het weer stil in mijn huis. De nacht was kort, de dag lang en ik ben weer aangespoeld, met tijd om te zwijgen.
Achteromkijken
Ogenschijnlijk was het internationale filmfestival Rotterdam het festival van de soundtracks en voice-overs. Het was bijna ironie, voor een filmfestival. Van de drie beste films die ik zag, bestonden er twee uit stemmen bij stemmige beelden. The sound of insects gaat over een man die zich terugtrekt in de bossen om daar een eind aan zijn leven te maken door te vasten. In de vijftig dagen dat dat duurt, houdt hij een dagboek bij – waaruit de kijker wordt voorgelezen. Der Tag is het verhaal van twaalf nabestaanden, over de de laatste dag en de dood van hun geliefde of bekende. In beide films: alleen de verhalen, landschappen en interieurs – en een indrukwekkende soundscape als bindend element. Geen acteurs; geen drama als op het toneel; bijna geen mensen in beeld. De derde film die me bij het achteromkijken te binnen schiet, is Crepuscule. Een film met een actrice, eigenlijk maar één, en zonder dialoog. Zwart-wit; fotografische shots van de randen van de grootstad, opnieuw met muziek als rode draad. Een tragisch verhaal over een eenzaam meisje in de grote stad, dat (waarschijnlijk) net geen einde aan haar leven maakt. Nee, erg opwekkend was mijn filmselectie dit jaar niet. Als ik al op de vlucht zou zijn geweest… waarvoor dan?