Natuurlijk heb ik het ook in Venetië weer geprobeerd: ’s nachts een foto maken met mijn mobiele telefoon. Beoordeelt u zelf het resultaat (als u tenminste iets ziet in dat zwarte vlak hierboven). Het was een poging om dat ene bijzondere moment vast te houden, vermoedelijk; de eerste nacht na onze aankomst in La Serenissima. We zaten, na het sluiten van alle bars, met zijn vieren op de kade langs het Canal Grande en dronken bier uit de fles, terwijl aan onze voeten het zeewater tegen de stenen klotste. We spraken vast en zeker ergens over, maar wat ik vooral hoorde en zag, was het bonken en botsen en schuren en piepen van de lege, voor de nacht aangemeerde vaporetti. Op de wisselende hevigheid van de golfslag dansten ze meer of minder intiem met elkaar. Schurend, trekkend aan de touwen, zingend soms. Het onregelmatige ritme dat ze aanhielden, zou de dagen daarna ook ons evenwicht gaan bepalen, soms tot in bed toe. Een dans met de deining, op de muziek van de maanstand.
Blog
Something strange
Tien voor zes
De afgelopen week was ik met drie vrienden in Venetië. We bezochten onder andere de Biennale, de tweejaarlijkse, grote beeldende kunsttentoonstelling.
Tussen half zes en zes, vlak voor sluitingstijd, sprintte ik nog even door het hoofdgebouw in de Giardini. Geen tijd voor een grondige studie van het daar gepresenteerde werk, niet meer aandacht dan voor een eerste indruk; voor de eerste tien beslissende, vaak dodelijke seconden. Doorlopen of niet? De tijdsdruk bleek goed aan te sluiten bij het effectbejag van de geselecteerde kunstenaars. Misschien kwam het door de enorme omvang van de Biennale, misschien door de teleurstellende kwaliteit van de keuzes van de curatoren, maar er was weinig werk dat een blijvende indruk op me maakte, enkele uitzonderingen daargelaten (de paviljoens van Denemarken, Hongarije, Nederland en België, en een deel van de Arsenale). Heel veel kunstwerken leken voor de vluchtige, vluchtende blik gemaakt: het waren niet meer dan schetsen, ideetjes, aanzetten tot iets dat nog niet iets was, of een flauwe afspiegeling van wat er al eerder was. Als de Biennale een spiegel zou moeten zijn van de stand van zaken in de mondiale beeldende kunst, dan is het misschien geen vijf voor twaalf, maar wel tien voor zes. Ook met dank aan de onrust in de blik van de bezoekers.
Wollig
Uit de leeszaal (13)
‘During the war, M.’s father had hidden from the Nazis for several months in a Paris chambre de bonne. Eventually, he managed to escape, made his way to America, and began a new life. Years passed, more than twenty years. M. had been born, had grown up, and was now going off to study in Paris. Once there, he spent several difficult weeks looking for a place to live. Just when he was about to give up in despair, he found a small chambre de bonne. Immediately upon moving in, he wrote a letter to his father to tell hem the good news. A week or so later he received a reply: your adress, wrote M.’s father, that is the same building I hid out in during the war. He then went on to describe the details of the room. It turned out to be the same room his son had rented.
It begins, therefore, with this room. And then it begins with that room. And beyond that there is the father, there is the son, and there is the war. To speak of fear, and to remember that the man who hid in that little room was a Jew. To note as well: that the city was Paris, a place A. had just returned from (December fifteenth), and that for a whole year he once lived in a Paris chambre the bonne – where he wrote his first book of poems, and where his own father, on his only trip to Europe, once came to see him. To remember his father’s death. And beyond that, to understand – this most important of all – that M’s story has no meaning.
Nevertheless, this is where it begins. The first word appears only at a moment when nothing can be explained anymore, at some instant of experience that defies all sense. To be reduced to saying nothing. Or else, to say to himself: this is what haunts me. And then to realize, almost in the same breath, that this is what he haunts.
He lays out a blank sheet of paper on the table before him and writes these words with his pen. Possible epigraph for The Book of Memory.
Then he opens a book by Wallace Stevens (Opus Posthumous) and copies out the following sentence.
“In the presence of extraordinary reality, consciousness takes the place of imagination.”‘
[Paul Auster, The invention of solitude, p. 80-81]
Symptomen
Het begon gisteren, toen ik tijdens het zwemmen wilde opgeven, maar toch nog mijn tweede adem vond. Ik lag vannacht veel te lang wakker en mijn schouderspieren voelden als gloeiende kabels zwaar staal, ook uren na het zwemmen nog. En dan vandaag: mijn ogen glommen als vissen op het droge; ik was niet vooruit te branden op de fiets; gaapte me al om elf uur ’s ochtends een ongeluk; liet mijn paraplu in de trein hangen (altijd al afgevraagd wie dat nou zijn, die mensen die hun paraplu vergeten, nu weet ik het); was niet in staat om op scherpe vragen te komen tijdens het interview dat ik afnam in Amsterdam en daarna vergat ik ook de helft van mijn boodschappen nog, inclusief het cruciale ingrediënt voor de maaltijd van vanavond (het kaassausje voor de witlof met ham). De enige troost is het boek dat ik vandaag heb afgehaald bij de boekhandel waar A. het voor me had besteld bij wijze van verjaarscadeau. Toch lijkt ook dat, door weer zo’n bijzondere samenloop van omstandigheden waarover ik niet verder zal uitwijden, onderdeel te zijn van de reeks van aankondigingen: Komrij’s Kakafonie, Encyclopedie van de stront. Als u de komende dagen even niets van mij hoort, dan weet u hoe het komt.