• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de eerste sidebar
Gert den Toom

Gert den Toom

Waar is Gert den Toom mee bezig?

  • Home
  • Bio
  • Blog
  • Boeken
  • Bestellen
  • Contact

Japan

Uitgang

16 juli 2016

Er staan luxueuze hotels en spectaculaire villa’s langs het Kawaguchi meer maar ook vervallen, dichtgespijkerde, overwoekerde hostels en huizen, sommige zelfs met een prachtig, panoramisch zicht op de berg Fuji. Een andere, lange schaduw van deze heilige vulkaan is het bos genaamd Aokigahara. Dit dichte woud aan de voet van de berg heeft sinds enkele decennia een bedenkelijke reputatie gekregen als ‘zelfmoordenaarsbos’ en vormt de duistere kant van Fuji-san.
Misschien kwam het juist door de vriendelijkheid van de mensen in de omliggende dorpjes dat ik tijdens onze wandeling rond het meer ineens aan Aokigahara begon te denken – bovendien keken we er een deel van de tocht op uit. Misschien wilden de mensen met vriendelijkheid de fatalisten op andere gedachten brengen en begroetten ze voor het gemak daarom iedereen maar opgewekt. Ook bordjes in het bos moesten de zelfmoordenaars tegenhouden, en naar verluidt spraken medewerkers van een supermarkt vlakbij een van de ingangen van het woud ook regelmatig kalme, doelgerichte, contact vermijdende mensen om die reden aan. Zij konden de potentiële zelfmoordenaars door hun jarenlange ervaring helaas vaak herkennen, en zijn in feite intens getraumatiseerd.

Fuji

Overigens worden de naburige gemeenten door dit dramatische gebruik van het bos wel voor vervelende praktische problemen geplaatst: onbetaalde hotelrekeningen, achtergelaten bagage, tassen en kledingstukken, auto’s op de parkeerplaatsen. En niet te vergeten: de stoffelijke resten die geborgen moeten worden; iedere keer weer een gruwelijke ontdekking voor boswachters en teams van vrijwilligers die het bos er sinds de jaren zeventig zo nu en dan op uitkammen.
Ondertussen staat Aokigahara natuurlijk te boek als ‘een van de tien engste plekken op aarde’ omdat je er op opgehangen lichamen kunt stuiten of op de boze geesten van de gestorvenen. Sommige thrillseekers beschouwen dat als een reden om naar Aokigahara af te reizen. Of om er lugubere modereportages te maken. Dat is respectloos en decadent wat mij betreft. Ziek.
Toch schuilt er wel een klein beetje, zij het wrede schoonheid in Aokigahara. Blijkbaar is het een plaats waar mensen naar toe willen reizen voor hun laatste daad met hun laatste wilskracht, overal vandaan. Naar de schaduw van de heilige vulkaan, waar vele honderden hen de afgelopen tientallen jaren voorgingen. Alsof daar het gat van de wereld is; de uitgang.
Een tragische, duistere plek blijft het desondanks. Want eenzaam zijn de stoffelijke resten in de zee van bomen en eenzaam is het verdriet van de achterblijvers.

Serie: Blog, Japan

Het felle licht

6 juli 2016

De meest gestelde vraag over onze reis naar Japan is waarschijnlijk: ‘Was het wat je ervan had verwacht?’ Het is een vraag waar ik maar moeilijk op kan antwoorden. Ik had geen verwachtingen; ik wilde er zijn, en het naar mijn zin hebben. Met verwachtingen groeit de kans op teleurstellingen evenredig sterk. Eenvoudigweg gaan, er zijn en dan weer terugkomen. Dat was mijn bedoeling, en sowieso een garantie voor goed onderweg zijn; alles wat je meemaakt kan tenslotte een avontuur zijn.
Reizen is voor veel mensen een vorm van controleren. De bestemmingen die anderen eerder hebben bezocht, nareizen en afvinken. Controleren of het precies zo is als je gelezen of in films gezien hebt. Boeken en films kunnen ervaringen best vervangen als je geen tijd of geld of het gebrekkige omgevingsbewustzijn hebt dat zoveel massatoerisme en volgzame reizigers kenmerkt. Het zou het zicht niet langer belemmeren, en een zegening zijn voor de uitgeputte, beschadigde landschappen en overbevolkte steden, tempels en andere terreinen van historische betekenis. Ik had ook thuis kunnen blijven.

Sendai

Maar ergens in het gebied tussen herkennen van wat ik al wist en het volkomen onbekende waarmee ik werd geconfronteerd, probeerde ik ter plekke al iets te begrijpen, stond ik stil bij details – in het land dat alleen maar uit details lijkt te bestaan. Een sticker op de muur; een gebruiksvoorwerp waarvan ik de toepassing niet kende; voor mij ongewone etenswaren in een koeling; de rituelen van de priesters in een tempelcomplex; een gebaar, de motoriek of een gezichtsuitdrukking van de mensen waarmee we te maken hadden. Wat wilden ze daarmee zeggen? Wat gebeurde daar? Wat was dat?
Dat soort vragen houdt mij meer dan een maand na terugkeer nog steeds bezig. Ik kijk naar mijn foto’s, digitale aantekeningen op een geheugenkaart. Ik weet nu nog niet altijd wat ik daarop zie. Het viel bij het felle licht niet mee om foto’s te maken – dat is misschien wel de kortste samenvatting van onze reis.

Serie: Blog, Japan

Het rijk van de tekens

1 juli 2016

We hadden ook thuis kunnen blijven. In zekere zin had het lezen van Het rijk van de tekens van Roland Barthes volstaan om iets wezenlijks van Japan te begrijpen.
Het werk van deze Franse cultuurfilosoof en blogschrijver avant la lettre is verleidelijk als een femme fatale; dan weer toegankelijk, dan weer esoterisch en abstract. Velen worden er door aangetrokken, maar even zo velen ook weer afgeweerd. Nu het lezen van Het rijk van de tekens echter verbonden raakte met mijn eigen ervaringen, besefte ik hoe kraakhelder en scherp Barthes’ observaties en analyses zijn. Hij slaat de spijker op zijn kop – ook meer dan 45 jaar na de publicatie van dat boek nog – in 1970, het jaar waarin ik geboren werd.
Ironisch genoeg las ik tijdens onze reis De zevende functie van de taal van Laurent Binet. Op de eerste pagina van die roman wordt Barthes aangereden, en enkele dagen later zal hij sterven, waarna zich een typisch Frans en toch ‘Eco-iaans’ complot ontvouwt. Dat ik het las, was natuurlijk geen toeval, maar toch: Roland Barthes is dood, leve Roland Barthes!

Japan 1

Het land waar de taal uit tekens bestaat, is natuurlijk zoiets als het paradijs op aarde voor een semioticus als Barthes. En als je geen Japans kent, kun je alleen nog tekens ‘lezen’, niet meer de taal – tenzij je naar het schrift kijkt als beeld. Daardoor ga je op alle fronten beter kijken. Barthes heeft het vervolgens zo precies beschreven, dat kan ik zelf echt niet beter. De luidruchtige pachinkohallen, de stations als werelden op zich, de beleefdheid, de mensenmassa’s, het ontbreken van straatnamen en een centrum in de stad. En dan heb ik het nog niet eens over de heerlijke, vloeiende stijl waarmee hij zijn gedachten en associaties onder woorden brengt… Ik pleit bij deze dan ook hartstochtelijk voor een heruitgave van Het rijk van de tekens.
Natuurlijk schreef hij niet over alles wat er toe doet en misschien beschreef hij ook niet de essentie, maar wel de essentie van wat een buitenstaander ziet van Japan. Of dat meer of minder is dan de Japanners zelf kunnen zien, blijft natuurlijk de vraag.

‘Hier daarentegen stoelt het huisadres op geen enkele abstractie: buiten het kadaster is het een onbepaalde grootheid; het is eerder een feitelijke dan een wettelijke zaak en legt niet meer het verband tussen identiteit en eigendom. Deze stad kan alleen gekend worden door een soort antropologisch onderzoek: je moet er niet met een boek of een adres de weg vinden maar met lopen, kijken, ervaren, wennen; elke ontdekking is even intens als broos, je zult iets slechts kunnen terugvinden door je het spoor dat het in je achterliet te herinneren: een plaats voor de eerste keer bezoeken is die plaats beginnen te schrijven: aangezien het adres niet geschreven staat, moet het wel zijn eigen schrift stichten.’
[Roland Barthes, ‘Zonder adressen’ in Het rijk van de tekens, p. 43-44.]

Serie: Blog, Japan

Uitgelezen 75

29 juni 2016

‘If you lose your ego, you lose the thread of that narrative you call your Self. Humans, however, can’t live very long without some sense of a continuing story. Such stories go beyond the limited rational system (or the systematic rationality) with which you surround yourself; they are crucial keys to sharing time-experience with others.
Now a narrative is a story, not logic, nor ethics, nor philosophy. It is a dream you keep having, whether you realize it or not. Just as surely as you breathe, you go on ceaselessly dreaming your story. And in these stories you wear two faces. You are simultaneously subject and object. You are the whole and you are a part. You are real and you are shadow. “Storyteller” and at the same time “character”. It is through such multilayering of roles in our stories that we heal the loneliness of being an isolated individual in the world.
Yet without a proper ego, nobody can create a personal narrative, any more than you can drive a car without an engine, or cast a shadow without a real physical object. But once you’ve consigned your ego to someone else, where on earth do you go from there?
At this point you receive a new narrative from the person to whom you have entrusted your ego. You’ve handed over the real thing, so what comes back instead is a shadow. And once you ego has merged with another ego, your narrative will necessarily take on the narrative created by that other ego.’
[Haruki Murakami, Underground, The Tokyo Gas Attack and the Japanese Psyche, p. 201.]

Serie: Blog, Japan, Uitgelezen

Zonder ingang

25 juni 2016

We liepen verkeerd in Naka-meguro althans als de tips uit het krantenartikel werkelijk voor ons waren bestemd – wat ik al betwijfelde. Nadat we het metrostation uitkwamen, sloegen we de hoek om in plaats van rechtdoor te lopen naar het riviertje. Daardoor kwamen we onder andere langs een extreem smalle tweedehands boekhandel met doffe ramen. Het was een soort dubbele pijpenla gesplitst door een overvolle, dubbele kastenrij. De boeken (en, dat moet gezegd, ook de tweedehands porno dvd’s) stonden niet alleen in de kasten, ze lagen ook in stapels opgetast ervoor, en bijeengebonden met banden daar weer bovenop. Een berg van Babylonische proporties.
We bepotelden de inhoud van een kistje met aanbiedingen dat buiten stond: allemaal pockets in het Japans. Pockets vol wonderlijke tekens waaruit we niets konden opmaken maar al drie weken lang gefascineerd naar gestaard hadden. We wilden allebei een boek met van die tekens hebben, gewoon om naar te kijken, terug in Nederland.
Het eerste boekje dat ik uit de bak viste, nam ik in de hand omdat ik er iets op herkende: een portretfoto van Walter Benjamin. Een dergelijk toeval verbaasde me al bijna niet meer; ik wist dat ik het moest kopen. Daarna Japans leren, de auteur opzoeken, etc. etc. We zullen zien, u hoort er het fijne nog wel eens van. Het zag er in ieder geval prachtig uit, in al zijn eenvoud. Op de zwart-wit foto van Walter Benjamin werd, naarmate het boekje vorderde (van achter naar voren) steeds verder ingezoomd, totdat een abstract kunstwerk van pixels overbleef. Intrigerend, en ongetwijfeld betekenisvol voor de inhoud.
Het pocketboekje zou me maar 200 yen kosten, maar afrekenen was nog niet zo eenvoudig. De smalle gevel aan de straatkant bevatte slechts twee ramen, waarvan er een half open stond. Er was nergens een deur te bekennen. We konden de boekhandelaar achterin zijn zaak zien zitten, zo op het oog in slaap gesukkeld. M. klopte op het raam. Prompt werd de winkelier wakker en keek naar ons opzij. We hielden onze boekjes omhoog en hij maakte aanstalten naar ons toe te komen, door het smalle paadje dat er tenminste in de ene helft van de winkel nog was. Na drie stappen keerde hij echter op zijn schreden terug om twee papieren zakjes te pakken, zakjes net als hijzelf; met vetvlekken erop. Hij nam ons de boekjes uit handen, pakte ze in en rekende nors mompelend met ons af.
Wist hij nog wat hij in huis had en kon hij dat dan nog vinden? En zouden geïnteresseerde klanten ergens een catalogus kunnen raadplegen, of moesten ze hem gewoon maar vragen naar een bepaalde titel? Hoe zou dat werken in die boekenwinkel zonder ingang?

Serie: Blog, Japan

Stijlfiguur

22 juni 2016

In een merkwaardige discussie op De Correspondent bleek onlangs opnieuw dat het voor veel mensen moeilijk is begrip op te brengen voor andere culturen, en voor nuances. Journalist Sterre Sprengers had bij een artikel over natuur een foto geplaatst van een bonsaiboom en fikse kritiek te verduren gekregen over die ‘volstrekt onnatuurlijke’ manier van bomen kweken.
Ons bezoek aan ‘bonsaidorp’ Saitama, even buiten Tokyo, was in retrospect dan misschien ook vooral een nadere kennismaking met een bepaalde, andere mentaliteit. In het Omiya Bonsai Art Museum zagen we niet alleen een tentoonstelling van zeer indrukwekkende exemplaren, we ontdekten er ook de bijzondere geschiedenis van het dorp zelf, waar ook nu nog veel bonsaikwekerijen zijn en – wat de kwekers zelf betreft – de standaard wordt gezet voor de bonsaicultuur. Het dorp bestond sinds 1925, en was ontstaan doordat een groep kwekers na de grote aardbeving van 1923 vanuit Tokyo samen naar het platteland was verhuisd. Zij stelden vier regels op voor de bewoning van hun nieuw gevestigde dorp; de huizen mochten niet hoger dan een verdieping zijn, de tuinen mochten alleen door heggen gescheiden zijn; je moest tenminste tien bonsaibomen hebben en de kwekerijen moesten voor iedereen toegankelijk blijven. Deze regels gelden tot op de dag van vandaag. En dus maakten we niet alleen in het museum, niet alleen in deze tempel van de edele bonsaikunst kennis met deze cultuur, maar proefden we er in het hele dorp van.

Bonsai Art Museum

Als het kweken van bonsaibomen mij iets duidelijk heeft gemaakt dan is het wel dat tegenstrijdigheden, of eigenlijk: schijnbare tegenstrijdigheden dichter bij als de waarheid komen dan eenduidige opvattingen. De kwekers binden hun bomen af om ze in een bepaalde richting te buigen, zeker. Ze hebben echter ook dagelijks oog voor de behoeftes van hun bomen, verzorgen ze met een nauwgezetheid en tederheid die wij ons nauwelijks kunnen voorstellen en houden ze daarmee vele tientallen zo niet honderden jaren in leven. Stronkjes sterven soms af, maar worden in innige verstrengeling met levende, overeind gehouden. Een arsenaal aan alleen voor bonsai geschikte scharen en tangetjes staat hen voor het snoeien ter beschikking. En is het niet een zeer gevoelige gedachte dat je met het verzorgen van een bonsaiboom in die enorm verstedelijkte omgeving waar soms nauwelijks natuur te bekennen is, de seizoenswisselingen in huis haalt? Als het een loofboom is, bloeit hij op in de lente en laat ook binnenshuis zijn bladeren vallen als het herfst is. Het landschap in een notendop, als geheugensteun, als spiegel, de vergankelijkheid dagelijks, tastbaar aanwezig.
Bonsai is teder en wreed tegelijk, zoals de natuur zelf. En bovendien: pars pro toto voor het land van oorsprong. Want Japan is niet alleen het land waar de zon opgaat, waar de natuur ondanks alle verstedelijking en technologische ontwikkeling nog altijd een grote rol speelt, maar ook het land van die ene, essentiële stijlfiguur: de paradox.

Serie: Blog, Japan

  • Ga naar pagina 1
  • Ga naar pagina 2
  • Ga naar pagina 3
  • Ga naar Volgende pagina »

Primaire Sidebar

Series

  • Blog (1.693)
  • De escapisten (23)
  • hier & nu (22)
  • In Nederland (23)
  • Japan (16)
  • Mind the gap (6)
  • Muurschildering (4)
  • Uitgelezen (136)
  • Zurückbleiben (19)

contact