‘’Beste Oskar,’ zei hij, ‘ik til er niet zo zwaar aan. Natuurlijk hebben de Zwitserse industriëlen het recht om privé te onderhandelen met degenen die belangstelling hebben voor zulke onderhandelingen, ook al is het die mogendheid. Dat bestrijd ik niet, en de politie bemoeit zich daar ook niet mee. Schmied was, ik herhaal het, op persoonlijke titel bij Gastmann, en ik wil me dan ook officieel verontschuldigen; want het was inderdaad niet juist dat hij een valse naam en een vals beroep opgaf, ook al heb je soms als politieman bepaalde remmingen. Maar hij was niet alléén bij die bijeenkomsten, er waren ook kunstenaars, beste vriend.’
‘De noodzakelijke decoratie. Wij zijn een culturele staat, Lutz, en hebben reclame nodig. De onderhandelingen moeten geheim gehouden worden, en dat gaat het best met kunstenaars erbij. Een gemeenschappelijk feest, een buffet, wijn, sigaren, vrouwen, een algemeen gesprek, de kunstenaars vervelen zich, zitten bij elkaar, drinken en merken niet dat de kapitalisten en de vertegenwoordigers van die mogendheid bij elkaar zitten. Ze willen het ook niet merken, omdat het ze niet interesseert. Kunstenaars interesseren zich alleen maar voor kunst. Maar een politieman die erbij zit kan alles te weten komen. Nee, Lutz, de zaak Schmied is bedenkelijk.’
[Friedrich Dürrenmatt, De rechter en zijn beul, p. 56.]
Polaroid van de dag
Logé
Een roze, enigszins verfomfaaid vogeltje in de dakgoot probeerde mijn aandacht te trekken. Toen ik ‘hallo’ had gezegd, kwam hij op mijn fietsstuur zitten. Ik zei dat ik weg moest en dat hij niet meekon, maar hij verstond me niet of deed alsof hij me niet begreep. Met een stuk hout, waar hij meteen op hipte, kon ik hem weer terug in de dakgoot zetten. Een uur later bleek hij er echter nog steeds te zitten, en hij liet zich zonder problemen in een mandje zetten met wat zaden, een appel en water. Tralies beschermden hem tegen P. en P., onze bloeddorstige katers (die overigens weinig indruk op hem leken te maken) en we verplaatsten hem in een ondertussen geleende kooi naar de kamer van F.
Zij sprak met hem, maakte speeltjes (die hij links liet liggen) en liet hem af en toe rondvliegen. Als het avond werd, en hij wat begon te knikkebollen, dekte ze zijn kooi toe en werd het stil. Ondertussen onderzochten we of het roze vogeltje vermist of gezocht werd. We vroegen ons af waar hij vandaan kon komen, en hoever dat van onze tuin kon zijn. Kwam hij uit de buurt? Was hij al weken onderweg en had hij steeds ergens wat voedsel kunnen vinden, tijdelijk onderdak misschien zelfs? Er meldde zich echter niemand om ons dat te kunnen vertellen en onze bekendmaking dat we hem gevonden hadden, kreeg ook van nergens gehoor.
Als je tegen hem zelf sprak, zweeg hij over het algemeen, een beetje bang naar het scheen. Vervolgens ging hij vaak onrustige rondjes lopen op de zanderige bodem van zijn kooi, de vleugels naar achter als handen op zijn rug. In gedachten verzonken, een kromme kuieraar. Echt bang was hij niet, ook niet voor onze aanrakingen. Als je de gesloten deur van F.’s kamer passeerde, hoorde je hem overdags heel mooi en vrolijk fluiten op zangerige toon, misschien wel naar zijn eigen spiegelbeeld.
We zouden hem zeker niet in de steek laten en zorgden met liefde voor hem maar besloten na een paar dagen toch dat we echt niet meer dan een pleeggezin wilden zijn. We begonnen aan hem gehecht te raken, en dat wilden we eigenlijk niet.
Gelukkig kenden we een hele enthousiaste vogelliefhebber. Zij had vanaf het eerste moment al gezegd dat ze hem met alle liefde wilde adopteren. Ze kwam hem halen, nam hem mee in een klein kartonnen doosje en stapte met hem in de trein. Bij haar thuis stond een prachtige, ruime witte kooi voor hem klaar. Daar woont hij dus nu.
Soms zit hij op een opgezette meeuw, soms verschuilt hij zich achter de pepermolen of rust hij op de opgehangen koekenpannen. Een enkele keer typt hij mee aan een wetenschappelijk adviesrapport. Hij schijnt er ondertussen al een vast dagritme te hebben: ’s ochtends fluiten en door de kamer scheren; ’s middags dutten in zijn kooi en ’s avonds ergens stil zitten zwijgen op een kast. Hij heet nu Poppie en is aan een nieuw leven begonnen. Niet langer verfomfaaid maar glanzend roze. Thuis. De namen die wij hem gaven, doen er niet meer toe.
We kunnen hem daar opzoeken. Dat is fijn maar eigenlijk bijzaak. Waar hij vandaan komt, en waarom hij uitgerekend op de dag verscheen dat F. senior voor het eerst zijn verjaardag niet meer vieren kon, zal altijd een raadsel blijven.
Ad hoc
Ik loop op de grens
van schaduw en licht
ineens is alles
op
leeg
kapot
kwijt
vergeten of
versleten
zekerheid
– door tijdelijk beheer
Uitgelezen 130
‘Walter Benjamin (…) zag een aantal persoonlijkheden in Europa opstaan, die, dwars door alle vervuilde emoties en ervaringen heen, terug willen naar een zuivere kern van het leven. (…) Benjamin noemde figuren als Le Corbusier, Adolf Loos, Paul Klee en de glasarchitect Paul Scheerbart en als hij Mondriaan (beter) had gekend – hij heeft ongetwijfeld diens naam een keer gehoord – had hij die van de Nederlander vast en zeker ook genoemd. Maar anders dan Benjamin in verband met Le Corbusier cum suis veronderstelde, was Mondriaan helemaal niet ermee bezig, ‘koud en nuchter’ als zijn kunst op het eerste gezicht misschien overkomt, op nihilistische wijze de cultuur van alle ervaring te purgeren. Met de basale schilderkunstige middelen van wat horizontalen en verticalen, de elementaire kleuren en wat wit, zwart en grijs, trachtte Mondriaan juist dat sacrale element te evoceren waarvoor Benjamin keer op keer een lans brak als een groot cultuurgoed in uiterste nood: de aura.
De aurabeleving is alleen niet te herstellen in onze dagelijkse communicatieve taal en zelfs niet meer in de symbolische taal van dichters. De geschiedenis (in het groot) en onze eigen levenservaring (in het klein) hebben daar een streep door getrokken als een leugen die alles splijt. Het vaderlijke ‘Uw woord is de waarheid’ galmt in de leegte. Tabula rasa, we moeten helemaal opnieuw beginnen. In zijn schilderkunst wist Mondriaan een authentieke, op zichzelf betrokken taal te ontwikkelen die de voorwaarden schept voor een zuivere, transcendentale ervaring, onbelast van elke levensleugen en krachtig genoeg om de gemeenschappelijke cultuur te doen herleven, vitaler misschien dan zij ooit is geweest.’
[Léon Hanssen, De schepping van een aards paradijs. Piet Mondriaan 1919-1933, p.479-480.]
Gert ziet spookjes 5
Planeet Dürrenmatt
Hij zegt zelf dat hij geen echte prater is en slecht uit zijn woorden komt. Dat kan bijna niet anders dan een van zijn vele grappen zijn. Want als je naar de documentaire Portrait eines Planeten kijkt, zie je Friedrich Dürrenmatt viereneenhalf uur lang (in twintig delen geknipt voor YouTube) ongelofelijk samenhangend en in volzinnen spreken over zijn schrijverschap en filosofie, zijn werk voor het theater, over zijn schilderen en tekenen, over Zwitserland en zijn wijnkelder, over zijn angst voor honden en zijn ijdele, jaloerse papagaai. Wel vertelt hij over de vele verschillende versies die hij van teksten maakt en bovendien is ook de ironie nooit ver weg. Vierenhalf uur is lang maar misschien wel nodig om de voor hem zo typerende verstrengeling van introversie, het zoeken naar de juiste formulering van ideeën en de fundamentele onzekerheid over wat de waarheid zou kunnen zijn, te vatten.
Hij was daar zelf ook volop mee bezig. De laatste twintig jaar van zijn leven wijdde Dürrenmatt aan het ‘definitief’ onder woorden brengen van wat hij de eerste vijftig jaar gedaan en bedacht had. Soms herschreef hij daarvoor ook oude verhalen omdat ze bij nader inzien anders moesten lopen volgens hun schepper. Hij bleef verwonderd, ook over zichzelf en de werking van zijn creatieve geest. Die twee dikke delen Stoffe, die de sluitsteen van zijn werk vormen, moeten wonderlijke boeken zijn. In ‘Kosmos Dürrenmatt’ (nr. 902 van het Zwitsers tijdschrift Du) is de mind map opgenomen waarin alle thema’s, trauma’s en motieven van zijn leven en werk zijn samengebracht. Hij laat die in Portrait eines Planeten ook zien. De basisstructuur, de oorsprong van zijn steeds verder uitdijende heelal is de plattegrond van zijn geboortedorp.